Tentoonstelling BRUT ROYAL 2009/2010
Stedelijk Museum Zwolle

Brut Royal: bruisende stijlkamers zonder stof
Bespreking door Jet van der Sluis

Elisabeth Koetsier (Zwolle, 1952) wilde dolgraag weer eens exposeren in haar geboortestad. Ze had daarbij haar zinnen gezet op een moeilijke, maar uitdagende expositieplek: het 16e-eeuwse Drostenhuis, met zijn statige 18e-eeuwse stijlkamers waarin Empire en Rococo elkaar afwisselen, tegenwoordig onderdeel van het Stedelijk Museum. Op het eerste gezicht een krankzinnige onderneming, want welk modern werk is zo sterk dat het is opgewassen tegen zijden behangsels en dito gordijnen, beschilderde plafonds en schouwen, tegeltableaus en rococo stuukwerk? Het werk van Koetsier blijkt de concurrentie met de geschiedenis makkelijk aan te kunnen, maar wat nog veel belangrijker is: ze weet met haar sprankelende installaties en ruimtelijke ingrepen de stoffige stijlkamers een tintelend nieuw leven in te blazen.

Het Drostenhuis presenteert al sinds jaar en dag een degelijke, cultuurhistorische collectie, waarin grote Zwollenaren uit het verleden centraal staan. Dergelijke 'historische huizen' (een type museum dat in Nederland ruim vertegenwoordigd is) hebben in hun presentatie doorgaans heel veel woorden nodig om context en geschiedenis te verduidelijken, maar echt leven gaat die historie ondanks alle goede bedoelingen maar zelden. Natuurlijk is het bureau van schrijver en burgemeester Rhijnvis Feith het waard om bewaard te worden, maar welke bezoeker zou er nu echt door dat bureau als 'Ding an sich' geraakt worden?

Elisabeth Koetsier benadert als kunstenares zowel de geschiedenis als de collectie uit het depot op een intuïtieve en persoonlijke manier die alles met de aard van haar kunstenaarschap te maken heeft. Zij maakt niet alleen vrij sober werk op het platte vlak, zoals haar ogenschijnlijk eenvoudige schilderingen van vazen, kannen en aardewerk, maar zij is ook een hartstochtelijk verzamelaarster van allerlei onooglijke en waardeloze 'frutsels'. Van uit die verzameling ontstaan de meest barokke en kleurrijke objecten, kleine kunstvoorwerpen met intrigerende titels en samengesteld uit 'gevonden voorwerpen' waarin zij de schoonheid en de authenticiteit van het oude of veronachtzaamde materiaal in een nieuw daglicht stelt.
Zo maakte ze voor deze expositie veel wandobjecten die doen denken aan portretmedaillons, objecten waarin oude prentjes, antiek brokaat, en materialen als kant, lint en kralen samen een nieuw en sterk beeld vormen. Zelf zegt ze: "Ik gebruik graag materiaal in laagjes, collages, assemblages, waaruit ik dan vervolgens een beeld maak".

Natuurlijk kostte het haar vaak moeite om de stijlkamers naar haar hand te zetten, met name door de sterke visuele ruis van de overvloedig aanwezige ornamenten. Gelukkig kreeg ze niet alleen de vrijheid om al te dominante elementen uit de vaste opstelling te verwijderen, maar - en dat was echt een gouden greep - ook de kans om vrij te kiezen uit de historische collectie in het depot. Die keuzes maakte ze vanuit dezelfde gevoeligheid die zo kenmerkend is voor haar driedimensionale werk.

Koetsier blijkt een ongelooflijk goed oog te hebben voor het kleine, veelzeggende detail waardoor de geschiedenis opeens een herkenbare, menselijke maat krijgt. Ze verzamelde uit het depot bijvoorbeeld prachtige speldenkussentjes, wapenschildjes, geborduurde textiel en liefdesbrieven die ze in de vitrines in de "Patriottenkamer" combineert met een eigen barok ogend 'kussentje' of met een brutaal Genaaid Hart van zwart gelakte textiel. Aan de wand hangt hier een aantal door haar gemaakte kleine medaillons, maar ook door haar geschilderd vaatwerk, schilderijen die een prachtige combinatie met het antieke porselein aan gaan. Dat is de grote kracht van haar subtiele werk in deze omgeving: door de sfeervolle en verrassende combinaties die zij maakt, krijgt ook het oude en vertrouwde een nieuwe glans.
Bovendien haalt ze dingen uit het depot die vertederen doordat ze overduidelijk door gewone mensen gemaakt zijn, zoals prachtig knipselwerk, of een ontwapenende kijkdoos in empire-stijl waarmee iemands zestigste verjaardag werd opgeluisterd. Dit soort volkskunst gaat 'als vanzelf' een dialoog aan met haar eigen werk, maar schijn bedriegt: ze heeft ontzettend veel werk gemaakt en ook weer verworpen om tot dit eindresultaat te komen.

Tegenover een klassiek schilderij uit de collectie hangt ze een fraaie keuze uit haar eigen poëtische werk op papier, geschikt in de vorm van een kruis. In de "Salon" heeft ze de antieke stoelen voorzien van een feestelijk gestrikt wit lint en koos ze als tafelstuk een vreemd ornament, dat waarschijnlijk ooit het reclamebord van een eierboer geweest is. Raar, maar als installatie effectief. Ook de gekke hoedjes waarin ze landschapjes verstopt, zijn autonome kunstvoorwerp en staan prominent op sokkels, achter glas. Hun vorm en functie wordt gespiegeld in de historische hoofddeksels uit het depot, die weer bovenop deze vitrines staan. De wandcollages die ze in deze rococoruimte laat zien, passen qua sfeer en kleur prachtig bij het zijden behang, net als Forever Yours, een textiele assemblage uit 2009.

De installatie in de kinderkamer is wat grimmiger: tussen veelal anonieme kinderportretten uit het depot hangt een soort mobile en op de grond drapeerde ze een paar onschuldige poppenmatrasjes, maar achter de versierde antieke bank, vóór de haard ligt een onthoofde pop: een verontrustend contrast. Een bijzonder sterke installatie domineert de volgende ruimte door slechts één simpele ingreep: de combinatie van de rijk geornamenteerde stadsbeker van Vollenhove met haar eigen Kermismandje, een vrolijke collage van een bloemenmandje in kermiskleuren. Het eerbiedwaardige stadszilver vrolijkt er letterlijk van op.

Zo onderging iedere stijlkamer een verfrissende metamorfose zonder dat de museale functie van het geheel verloren is gegaan. Voor mij vormt de volledig betegelde keuken het hoogtepunt van de expositie, omdat het werk van Elisabeth Koetsier er voor gemaakt lijkt. Toch hangt juist hier veel ouder werk, dat door zijn ingehouden tonaliteit en beheerste verfbehandeling prachtig viel in te passen in de atmosfeer van de keuken. Het feit dat ze al heel lang vaatwerk gebruikt als onderwerp van haar minimalistische, maar zeer persoonlijke en - qua verfbehandeling - spannende schilderwerk draagt zeker bij aan het gevoel dat hier, in deze 18e-eeuwse keuken, een volstrekt natuurlijke symbiose is ontstaan tussen Koetsiers moderne kunst en de historische ruimte.

Een voorbeeldige tentoonstelling van een veelzijdige kunstenares die 'de tand des tijds' op poëtische wijze weet te trotseren en tegelijkertijd de geschiedenis in een vernieuwend daglicht stelt.